Rock, Ritme en Rafelranden
openingswoord Wim Smeets
Woensdag 13 augustus 2025
Geachte aanwezigen, beste mensen,
Laat ik beginnen met een kleine bekentenis: het getuigt van lef, Floor om een ouwe punkrocker het openingswoord te laten doen. Iemand die tegenwoordig weliswaar vaker naar indierock luistert, die een grijs kopje heeft gekregen, maar diep vanbinnen nog steeds voelt dat zijn anarchisties-punkhart nooit echt is opgehouden met kloppen. Maar maakt u zich geen zorgen – we houden de boel heel… tenminste, als het aan mij ligt.
Het is mooi, ja zelfs eervol, om hier vandaag te staan. Niet alleen als directeur van de Muziekgieterij, maar ook als buurman van Bureau Europa. Onze buren hebben deze zomer hun ruimtes gevuld met Rock, Ritme en Rafelranden van Maastricht – en ik mag die tentoonstelling openen. Dat doe ik graag, want het onderwerp raakt me in het hart. Het gaat over muziek, over de ziel van een stad, over alles wat schuurt, broeit en leeft tussen de voegen van het officiële stadsbeeld.
Rock, ritme en rafelranden. Het bekt lekker, dat geef ik grif toe. Net als die slogans die marketingafdelingen bedenken: verbinden, versterken, verbreden. Of verbinden, verrassen, vernieuwen. Maar rafelranden? Die verzin je niet in een vergadering. Ze ontstaan. Ze laten zich niet plannen, niet keurig inpassen in een beleidsnota. Ze groeien op plekken waar het net een beetje donkerder, ruiger of rommeliger is. En juist daarom zijn ze van levensbelang.
Ik ben geboren en getogen in deze stad. Een echte Sjeng, gevormd door de Kombi en de vele cafés zoals de witte ballons – cafe Cretz en the Backstage waar ik als puber en later als muzikant kwam. Vanuit deze setting, een Stad vol muziek en leven vertrok ik naar de wereld van de Rock & Roll in eerste instantie met TC Matic en later met The Robert Cray Band en er volgde vele andere en ik werkte in verschillen hoedanigheden van tourmanger tot geluidstchnicus tot backline roadie.
De rock-‘n-roll zat in mijn bloed. Dus naam ik het R&R dieeet voor lief elke dag: hetzelfde potje, babi pangang in Nederland en het eeuwige friet stoofvlees in België en on top, Eisbein mit Sauerkraut in Duitsland. Verder zag ik nauwelijks daglicht, sliep in een vrachtwagen onderweg van zaal naar zaal. Met alle plezier. Je bent jong en je wilt wat. Maar het was ook een slopend bestaan; en tegelijk toch ook een leven dat ik voor geen goud had willen missen. Daar, in die zweterige backstage’s en donkere ritten, tussen de pop podia van europa, leerde ik wat gastvrijheid betekent.
Bij terugkomst in Maastricht starte ik meteen weer diverse bands waaronder the sons of the rain een band die ontstond uit een vriendengroep met één gedeelde ambitie: geen. We waren jongens zonder vastomlijnd plan, maar mét een drang naar voren. De vlucht vooruit. De barricaden op. Nu ik er zo over nadenk: we waren feitelijk zelf een rafelrand…
We stonden op podia tussen Amsterdam, Bern en Metz, om maar wat te noemen. Niet in de grote zalen, maar op plekken waar het zweet van het plafond droop, waar het licht na afloop aangaat op lege bierkratten en halflege flessen fris. En ook hier aten we wederom, babi pangang – friet stoofvlees en het zo geliefde Eisbein mit Sauerkraut waar ik nu nog van gruwel. Het was klereherrie wat we maakte, maar het was ónze klereherrie. We schopten het tot Pinkpop. Maar ja…ruzie…einde Rock Roll jongensdroom en dat ook nog met een mooi platencontract op zak.
Hoe belangrijk het is om muzikanten en hun crew goed te ontvangen. Dat is precies wat ik op basis van mijn ervaringen in de Muziekgieterij anders wilde doen: ervoor zorgen dat artiesten niet alleen een podium krijgen, maar ook een plek waar ze zich thuis voelen. Want alleen in die sfeer kan iets gaan broeien, iets moois ontstaan. Van onvergetelijk optreden tot nieuw experiment.
De Muziekgieterij begon Anti-kraak in de Bankastraat, later hier in de Timmerfabriek. Onder bestuurders als Jacques Costongs en Jan Mans – die helaas is overleden – groeide het besef dat cultuur niet van bovenaf wordt bedacht, maar van onderop groeit. Bestuurders die aanvoelen wat een stad nodig heeft, wat er leeft, zijn geen bedenkers maar facilitators: de nuttige tuinmensen die de zaairijpe grond verzorgen zodat er iets tot wasdom kan komen. Cultuur betekent immers zaairijp gemaakte grond, zo las ik ooit. Dat beeld past volgens mij mooi bij deze tentoonstelling.
Laten we eerlijk zijn: Maastricht is prachtig, maar ook bourgeois. We houden van gladde stenen, van sjiek en sjoen. En in dat proces is veel verdwenen. Ook het crapuul. Weggeveegd. De rafelranden waar nieuwe muziek, nieuwe ideeën en nieuwe energie ontstonden, zijn schaars geworden. Het Vrijthof werd gepolijst, de pleinen werden geveegd, en de sloophamer kwam te vaak te dicht bij wat jong was en nog moest groeien. Jongerenhuizen, kraakpanden, oefenruimtes – allemaal gesloopt, allemaal weg. Het moest wijken voor georganiseerde woningbouw, voor projecten die alleen voor een bepaalde groep mensen aantrekkelijk waren. De diversiteit, het rumoer, het ritme en de rock -n-roll: allemaal weg.
Terwijl elke stad dat ongehoebelde juist nodig heeft. Ongehoebeld –een woord dat heerlijk in de mond rolt – is volgens mij een van de motoren van vernieuwing. Voor de niet-dialectsprekers, het betekent letterlijk onbeschaamd, brutaal, ongepolijst. Afbraak van het oude kan soms nodig zijn, maar als je alles sloopt wat piept en kraakt, hou je alleen maar steriel over. Ik pleit voor een herwaardering voor het ongehoebelde, het onaangepaste; voor het “brutalisme” zo zou ik geneigd zijn in dit centrum voor architectuur & Design te zeggen.
Een poos geleden bezocht ik de Kulturbrauerei in Berlijn – een plek waar krakers, kunstenaars en de overheid elkaar vonden. Waar men elkaar uiteindelijk vertrouwde, elkaar aanvoelde. Waar het rauwe werd gekoesterd en daardoor kon bloeien. Maastricht is geen Berlijn en geen Barcelona. En dat hoeft ook niet. Maar we moeten op onze eigen schaal durven innoveren. Niet imiteren, maar creëren op Maastrichts formaat.
De Amerikaanse stadssocioloog Richard Florida zegt: ‘de aantrekkingskracht van een stad wordt niet alleen bepaald door economie of architectuur, maar door haar creatieve klasse. En die creatieve klasse bloeit alleen waar er ruimte is om te proberen, te falen en opnieuw te beginnen’. Waar niet alles in een businesscase hoeft te passen en ‘Freiräume’, zoals men dat in Duitsland zo mooi zegt, ontstaan.
Terug naar de rock-‘-roll. We zijn geneigd te vergeten dat Maastricht een lange pophistorie heeft. Lang voordat de Muziekgieterij bestond, lang voordat er een Muziekgeieterij was, gingen bands van hier al de wereld over. Denk aan The Walkers, die in de jaren ’70 en ’80 vanuit deze stad een internationale carrière opbouwden. Denk aan de hardcore punk scene met Backfire voorop in de jaren ’80 en ’90, die niet alleen in Maastricht maar ver daarbuiten werd herkend. Er waren iconische optredens in de Kombi, de Berchmans, in het Staargebouw. Hoe kon die scene ontstaan? Omdat er plekken waren waar de free spirit, de toon zette. Cafés waren in dat proces van ook van wezenlijk belang daar kon het jong tallent de eerste meters maken.
Cafés zijn cultureel erfgoed. Daar ontstaan banden en dus ook bands. Daar maken muzikanten vlieguren. Daar treffen muziekliefhebbers elkaar. Kijk naar Forum, naar The Duke. Dat zijn zo’n beetje de laatste plekken waar de free spirit nog adem krijgt. En die adem hebben we nodig, net als de zuurstof die rock-’n-roll de stad kan geven. Helaas worden de meeste cafés eetcafés met een eenheidsworst als menu. Ik zou zo graag meer kroegen in de stad verwelkomen. Niet om alcoholgebruik te propageren, maar plekken toe te juichen waar mensen elkaar vinden om hun ‘alleenigheid’ op te lossen en creatieve ideeën te ontplooien. Inmiddels zijn er zelfs dorpjes in the UK die hun kroegen willen subsidieren juist om hen te behouden vanwege hun functie. Ik wil alleen maar hiermee het belang van een echte Kafeeee benadrukken.
Maar laten we eerlijk zijn: in het bestuurlijke denken wordt “cultuur” vaak gereduceerd tot wat er op het grote toneel van de stad gebeurt. Het Vrijthof als meetlat. Daar worden de hectoliters bier, de meters kaasplank en het aantal mensen op de been gezien als graadmeter voor succes. Alsof kunst en muziek zich laten vangen in omzetcijfers en terrasopbrengsten. Het is een gevaarlijke vorm van culturele verschraling wanneer alleen wat zich rondom dat ene plein afspeelt mag doorgaan voor échte kunst, cultuur of muziek. Dat zou pas armoede zijn. Armoede van geest.
Ik heb niks tegen het Vrijthof – begrijp me niet verkeerd. Het is een prachtig plein, een visitekaartje. Maar het “Vrijthof-denken”, waarbij culturele waarde wordt afgemeten aan volle terrassen, is killing. Impact laat zich niet altijd in euro’s of bezoekersaantallen vangen. The art of impact maakt een stad sterker, niet alleen rijker. Wat zien we nu? Ik chargeer: een bevallig stadsdecor zonder inhoud, zonder essentie. Nadat de laatste trein richting Randstad is vertrokken kun je een kanon afschieten. Waar is het leven, de reuring? Jonge mensen-ik kan er met twee opgroeiende kinderen over meepraten- willen hier niet blijven. Ze zoeken hun heil elders. Dat doet me pijn. Mijn Sjengen-hart huilt. Maar we zijn hier niet bijeengekomen om een grieniezer te horen met zijn gelamenteer over de Glory Days. We zouden het over rock-‘n-roll hebben…
Muziek is voor mij, een vorm van thuiskomen in jezelf. Ze spreekt waar woorden ophouden. Ze bouwt bruggen tussen mensen die niets gemeen lijken te hebben. Ze doorbreekt hokjes. Want waarom zou een metalhead niet ook van een oester genieten? Of een indierock-liefhebber niet geraakt worden door de Matthäus Passion? Die culturele alleseters bestaan. Ze zijn de toekomst. We denken in deze stad- overigens niet exclusief in deze stad- nog te veel in dit soort hokjes, in termen van high en low culture. Dat is niet alleen jammer, maar ook nog eens een beperkte voorstelling van zaken.
We hebben hier in Maastricht een infrastructuur – van conservatorium tot Toneelacademie tot kunstacademie – maar benutten haar te weinig. In de Muziekgieterij daarentegen proberen we de hele keten te bieden: van repetitie tot rockshow, van amateur tot grote naam, van productie tot educatie. Niet om de grootste te zijn, niet om wedstrijden te winnen, maar om te groeien. Kunst is geen competitie. Het gaat niet om wie het verst plast, maar om wie het meest raakt.
Daarom geloof ik in jonge energie en dynamische daadkracht. In een toekomst die wordt gebouwd in een sfeer van vrolijke anarchie en onderling vertrouwen. Waarin cafés, kleine zalen en onverwachte plekken een rol spelen. Waarin bestuurders de juiste voorwaarden scheppen en zich er verder niet te veel mee bemoeien.
Want cultuur ontstaat tussen wet en anarchie. Tussen fluisteren en een oerkreet. Tussen de opgepoetste stenen van het Vrijthof en de plakkerige vloer van een kelderzaal. Daar ontkiemt iets, daar vloeit inspiratie en creativiteit. Buiten de gebaande wegen vind je waarnaar je niet zocht, maar wat wel vaak het meest waardevol blijkt te zijn.
Net als muziek heeft ook een stad een ritme. Soms stevig en strak, soms rommelig en onregelmatig, maar altijd in beweging. Het ritme van Maastricht wordt niet alleen bepaald door klokken en agenda’s, maar door de plekken waar iets gebeurt. Waar een eerste akkoord wordt aangeslagen, waar een onverwachte jam ontstaat, waar iemand het lef heeft iets nieuws te beginnen. Als we dat ritme kwijtraken, verliezen we meer dan muziek — dan verliezen we de hartslag van de stad.
En zo wens ik Maastricht meer plekken toe waar muziek kan ademen. Waar het mag schuren. Waar het rauw mag zijn en een beetje ongehoebeld. Waar jong talent mag groeien zonder dat iemand er meteen een businessmodel overheen legt.
Uit liefde voor deze stad ben ik kritisch. Maar ook hoopvol.
Met die gedachten, en met dankbaarheid voor deze mooie stad en haar mogelijkheden, verklaar ik Rock, Ritme en Rafelranden van Maastricht voor geopend.