Vaandels en vlaggen — we kennen ze allemaal, maar wat is nu eigenlijk het verschil? Simpel gezegd: een vlag wappert, een vaandel niet. Een vlag leent zich beter voor herkenbaarheid op grotere afstand, is vaak gemaakt van lichte, kleurige zijde en aan twee kanten herkenbaar.
Een vaandel is deftiger en zwaarder, vaak vervaardigd van fluweel en rijk bewerkt met borduurwerk, goudgalon en applicaties. Met dit kroonjuweel, waarmee verenigingen zich wilden identificeren en onderscheiden van anderen, toonden zij zich bij openbare gelegenheden. Door gezamenlijk op te treden vormden zij uiteindelijk toch weer een eenheid. Harmonieën en fanfares, schutterijen — allemaal scharen ze zich achter hun boegbeeld, waarmee ze tot op de dag van vandaag nog regelmatig optreden.
De collectie vlaggen en vaandels van Tracé – Limburgs Samenlevingsarchief is afkomstig van oude, opgeheven Limburgse vakbondsafdelingen en standsorganisaties, en bestrijkt de periode van 1900 tot circa 1970. Een grote diversiteit in zowel uitvoering als ontwerp kenmerkt deze collectie. Meerdere kunststijlen, ambachtelijke technieken en niveaus van professionaliteit zijn vertegenwoordigd.
Een van de prominent aanwezige kunststijlen is de neogotiek, die halverwege de 19e eeuw door de Rooms-Katholieke Kerk als ideale huisstijl werd omarmd. Het uitgesproken katholieke karakter van Limburg komt sterk tot uitdrukking in de verenigingsvaandels. De neogotiek drukte begin 20e eeuw haar stempel op de vormgeving van vaandels, met indrukwekkende goud- en zijdeborduurwerken — en in mindere mate ook op vlaggen. Na 1920 wint de vlag aan terrein; door toepassing van nieuwe technieken krijgt een helderdere, grafischere vormgeving de kans zich te ontwikkelen.
De vaandels en vlaggen staan bol van universele symboliek. Denk aan de zon, die zowel in religieuze als in neutrale context een sterke betekenis heeft. Met haar stralende aanwezigheid vertegenwoordigt ze niet alleen een ‘godheid’, maar ook kracht, overwinning en hoop.