Petrus Regout (1801-1878)
Opgegroeid in een Maastrichtse familie van porseleinhandelaars, wist Regout goed gebruik te maken van de economische en politieke ontwikkelingen van zijn tijd. Vanuit zijn statige woonhuis tegenover het gloednieuwe Bassin begon hij zelf glas, kristal en aardewerk te produceren. De ligging aan het Bassin en de Zuid-Willemsvaart was erg gunstig omdat het makkelijker werd goederen in het noorden af te zetten. Het was het begin van een fabriekscomplex dat later zou uitgroeien tot Koninklijke Sphinx.
Met zijn industriële daadkracht en zakelijk instinct werd Regout fabelachtig rijk en maakte hij diepe indruk op koning Willem II. Regout zag zijn kans schoon om de status te verkrijgen die hij zijn leven lang nastreefde: hij kwam bij de koning in het gevlei, verwierf zelfs een jachtslot voor hem, kasteel Vaeshartelt, en werd benoemd tot lid van de Eerste Kamer. Maar het mocht niet baten. Regout was te ambitieus en te protserig, de oude rijken keken op hem neer. Later ging hij weliswaar zelf op het jachtslot van Willem II wonen, maar de ‘Heer van Vaeshartelt’ moest het zonder titel blijven doen. Al dat hem rest, is een onuitwisbare nalatenschap in Maastricht, vereeuwigd in een iconisch prentenalbum.
Petrus Regout & Co., later Koninklijke Sphinx (1834-2009)
De kristalslijperij (1834), spijkerfabriek (1834), aardewerkfabriek (1836) en glasblazerij (1838) van Regout groeiden uit tot een enorme onderneming die de Boschstraat ingrijpend veranderde. Maastricht was een vuile, arme stad in de 19e eeuw. Regouts bedrijvigheid hielpen om Maastricht op de been te houden en zorgden voor een explosieve bevolkingsgroei. Arbeiderswijken ontstonden in de schaduwen van de fabrieksschoorstenen, waar ook de familie Regout zelf woonde. Petrus was getrouwd met Aldegonda Hoeberechts (1798-1878), niet alleen zijn vrouw maar ook zijn volwaardige zakenpartner, die bekend stond om haar goedheid en geslepenheid.
Ook Petrus Regout zelf werd gewaardeerd door zijn arbeiders. De werk- en woonomstandigheden waren weliswaar hard, maar Regout zette zich in voor zijn werknemers en bouwde woningen voor hen. Helaas lijdt de “weldoener der arme klasse” lange tijd onder een slechte naam: Regouts zonen bestuurden het bedrijf later met harde hand en doordat de woonvestingen als de Cité Ouvrière die Petrus liet bouwen veel te wensen over lieten, groeide de sociale ellende en de antipathie van de Maastrichtse arbeiders tegen het bedrijf. De oude Petrus Regout verwerd tot zondebok. Zijn persoon wordt pas recentelijk weer met een meer neutrale bril bestudeerd.
Toch kunnen we vandaag terecht kritisch naar zijn Album kijken, dat erg frivool aandoet vergeleken met het lot dat zijn arbeiders beschoren was.
Album dédié à mes enfants et mes amis (1866, 1868)
Belgische en Pruisische industriëlen maakten goede sier door chique lithoalbums te produceren en Regout, die zijn leven lang naar status streefde, liet daarop zijn eigen lithoalbum produceren in Parijs. De duurste lithograaf, Théodore Müller, maakte prenten van Regouts rijkste bezittingen: zijn landgoederenzone vlak buiten Maastricht, met Vaeshartelt als onvolprezen hoogtepunt. Het album werd hét visitekaartje aan de mensen op wie Regout indruk wilde maken en die hij wilde verleiden hem eens te bezoeken. Zonder succes.
Aan het kastelenbezit lag het niet: buiten zijn favoriete verblijf, Vaeshartelt, vielen ook Klein Vaeshartelt, la Grande Suisse en la Petite Suisse (Villa Kanjel) onder Regouts zelfgecreëerde Arcadië. Lommerrijke parklanden met door stoommachines aangedreven fonteinen verbonden de landgoederen aan elkaar. Veel tuinontwerpen bestaan vandaag nog steeds, maar Regout liet ook veel opsmuk aanbrengen die later wel verwijderd moest worden – hij stond namelijk niet te boek als iemand met goede smaak. Daardoor lijken de landgoederen vandaag niet altijd meer op wat we op zijn prenten zien, maar geloof het of niet: de litho’s uit het album zijn ontzettend natuurgetrouw, tot de kleinste details.