Voyage: De vrouwen van Maastricht

Van verzorgers en onderwijzers, boerinnen en heldinnen

9 mei t/m 15 augustus 2021

Deze wandeling is opgezet in het kader van de tentoonstelling Love in a Mist - de architectuur van vruchtbaarheid (14 februari t/m 15 augustus 2021), over de ruimte gevormd door maatschappelijke genderopvattingen, over de vrouwen die meters maakten voor hun tijdsgenoten en volgende generaties.

In deze wandeling loopt u langs plekken waar een bijzondere stukje Maastrichtse vrouwengeschiedenis zich heeft afgespeeld, waar de dames op de barricades zijn geklommen en ruimte hebben geschapen om hun eigen vermogen tot volledige wasdom te laten komen.

Wandel langs refugies, conventen en Sterre der Zee; doe de woonplekken aan van bijzondere vrouwen als Elisabeth Strouven en Wilhelmina van de Geijn; treed in de voetsporen van de Maastrichtse suffragettes en de arbeidsters van De Sphinx.

1. U vertrekt bij Bureau Europa. Steek de Boschstraat over en wandel over het Sphinxcour naar de Sphinxpassage. U loopt hier langs een bijzondere, permanente tentoonstelling over de geschiedenis van De Sphinx. Aan het einde van deze tegelgallerij, komt u uit bij de oude toegangspoort tot de fabrieksterreinen.

Maastricht is de eerste industriestad van Nederland. De familie Regout bouwt de gemechaniseerde fabrieken van Petrus Regout & Co., later De Sphinx, al in 1834 - de bakermat van de industriële revolutie in Nederland. Er werd glaswerk, serviesgoed en ander aardewerk gemaakt, later tegels en sanitair, tot de fabrieken in 2009 verdwenen uit Maastricht.

In de aarde- en glaswerkfabrieken aan de Boschstraat waren ook vrouwen genoodzaakt te werken: ze moesten voor hun gezin zorgen, werkten de hele dag in de fabriek, kregen onderbetaald en te maken met seksuele chantage. Vooral de ovenwerkplaatsen stonden in katholieke kringen bekend als ‘oorden des verderfs’. De fabrieksbazen uit het geslacht Regout hadden er bovendien een handje van om zonder vooraankondiging lonen te verlagen. Op 20 september 1895 gaan 80 vrouwen die aan de gevaarlijke vernisovens werken in staking om betere arbeidsvoorwaarden en hun oude loon af te dwingen. Dat bracht grote risico’s met zich mee, want eenmaal ontslagen was de kans groot dat je nergens anders meer werd aangenomen.

De staking van de Sphinxvrouwen duurde maar een dag, maar werd toch gezien als het eerste sein tegen de teugelloze uitzuigerij door  grootindustriëlen. De staking was niet de eerste bij De Sphinx, maar wel de meest invloedrijke: het bracht een golf aan stakingen in heel Zuid-Nederland teweeg, die indirect sterk hebben bijgedragen aan de politieke bewustwording van de vrouw en de strijd voor het vrouwenkiesrecht.

Hoe was het om te werken bij De Sphinx (collectie: SHCL)

2. Steek de Boschstraat over naar de hoek Boschstraat-Sint Teunisstraat. Het gebouw waar u naar zoekt bestaat niet meer. Op deze plek lag de beruchte Cité Ouvrière, het grote wooncomplex van de Regouts voor hun arbeiders.

De fabrieksarbeiders woonden dikwijls in communes rondom hun werkplek. Voor De Sphinx werd er zelfs speciaal het Quartier Amélie gebouwd (Maastrichts: Krejjedörp) en in het dichtbevolkte Boschstraatkwartier de Cité Ouvrière of het Sint-Teunisgebouw (Maastricht: Groete Bouw). Dit gebouw stond begin 20e eeuw symbool voor de erbarmelijke woonomstandigheden van de Maastrichtse sarbeiders. De volkshygiëne was er slecht en cholera kwam er met regelmaat voor.

De Cité Ouvrière opende in 1864. In 1903 woonden er 66 arbeidersgezinnen, alle in eenkamerwoningen. Het imposante voorkomen van het gebouw, van de Akense architect Wilhelm Wickop, was een trots voor de familie Regout, de miserabele omstandigheden ten spijt. Op een panoramalitho die Petrus Regout liet maken van het Sphinxterrein staat de Cité Ouvrière zelfs niet op de juiste plek: het gebouw is naar de voorgrond van de tekening gehaald en vergroot afgebeeld. De bekende kerkelijke aalmoezenier dr. Poels veroordeelde de Cité als een “onacceptabel mensenpakhuis”. In de jaren ‘20 werd de Cité ontruimd en uiteindelijk in 1938 afgebroken.

Typerend voor deze arbeiderscommunes is dat zij vereend zijn in hun (on)geluk en dat er door hun isolement makkelijk een oppositionele houding of radicalisering plaatsvindt. De onvrede van de vrouwen, die eerder al in staking gingen, was voelbaar in de wijk en werd uitgesproken in een politieke stroming die de wijk het sterkst vertegenwoordigde. Het Boschstraatkwartier werd daarom een bolwerk van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP). Ruim 40% van de SDAP in Maastricht was vrouw (ongekend veel voor Nederland), waarvan 76% bij Sphinx werkzaam was.

3. Van de hoek Boschstraat-Sint Teunisstraat vervolgt uw weg zich door de Boschstraat richting markt. Bij het Hotel Monastère kunt u blijven stilstaan. Hier zat het oude refugiehuis van de Zusters van het Arme Kind Jezus.

Al in de 14e eeuw stond hier een refugiehuis voor de seculiere kanunnikessen van het adellijk stift in Lanaken, de Abdij van Hocht. Het stift was een opvoedplek voor jonge, rijke dames, die werden afgezonderd van hun luxe, opleidingen kregen en klaargestoomd werden voor de huwelijksmarkt - vergelijkbaar met de Abdij in Thorn. In een refugie konden de bewoners van een abdij hun toevlucht zoeken als het hen te heet onder de voeten werd, door oorlog of andere onrust. Eeuwen later werd de oude refugie gekocht door de industrieel Petrus Regout, die het complex liet verbouwen in 1857 tot twaalf woningen voor leidinggevenden in zijn fabrieken, waaronder enkele van zijn zoons. De neoclassicistische voorgevel met vier bouwlagen en mansardedak dateert uit deze tijd.

Twintig jaar later werd het gebouw verkocht, ditmaal aan de Simpelveldse congregatie van de Zusters van het Arme Kind Jezus, die door hun moeder overste Clara Fey onder de Duitse Kulturkampf naar het Nederlandse werd verhuisd. Buiten het moederhuis in Simpelveld, hadden de Zusters in Maastricht een noviciaat aan de Brusselseweg en een pensionaat aan de Boschstraat, het St. Marien-Institut. Zij lieten aan het einde van de 19e eeuw een neogotische kapel aan de achterzijde bouwen.

De Zusters van het Arme Kind Jezus zagen dat er in de arbeidersmilieus grote gezinnen leefden waarvan de kinderen erg kansarm waren. Door hen op te vangen en ze een gedegen opleiding te geven, in basisvakken en in een ambacht, stoomden ze de kinderen klaar voor een betere toekomst - hetgeen zij als de grootste zegen zagen. Zelf waren de Zusters bedreven ambachtsvrouwen: om hun onderwijs en eigen lesmethodes te kunnen betalen, bedreven de Zusters in Simpelveld de allerhoogste borduurkunst in het maken van liturgische gewaden die tot heden over de hele wereld gedragen worden.

In 1974 verhuurden de Zusters het pand aan het Sociaal Historisch Centrum Limburg. Vanaf 2012 werd het gebouw een paar jaar antikraak bewoond. In 2018 werd er het Hotel Monastère geopend.

4. Loop nu verder naar de Markt. Neem een kijkje rondom - of zelfs in! - het stadhuis.

Vijfentwintig jaar na de grote staking, verderop in de straat, was de Maastrichtse vrouw volledig tot politiek wasdom gekomen. Het vrouwenkiesrecht werd verkregen in 1919 en een jaar later, tijdens de eerste verkiezingen waarbij vrouwen hun stem mochten uitbrengen, de gemeenteraadsverkiezingen in Maastricht, werd Anna Wynandts-Louis verkozen tot het eerste vrouwelijke raadslid in Nederland.

Anna groeide op in het Sphinxmilieu, haar vader en moeder werkten voor de Regouts in de Sphinxfabrieken. Als volkse vrouw zou ze er later prat op gaan dat ze de miserie onder de arbeiders als geen ander kende. Ze vertegenwoordigde de S.D.A.P. en het Boschstraatkwartier had op 17 mei 1920 massaal op rood gestemd.

Als enige vrouw in een club mannen -- de eerstvolgende vrouw werd pas in 1927 verkozen -- werd Anne niet altijd en niet meteen serieus genomen. Tijdens haar ambtstermijn hield ze zich met name met volkshygiëne, het marktwezen en het armenwezen bezig. Haar voornaamste focus lag bovendien op het verbeteren van de positie van de gehuwde, werkende vrouw.

Haar termijn duurde tot 5 september 1949. Bij haar afscheid roemde burgemeester Michiels haar om haar standvastigheid, kordaatheid, daadkracht, en de zakelijkheid en humor waar ze mee te werk ging. Ook viel ze haar collega’s nooit af als een debat al te heet werd. Al dit, voegde hij er fijntjes aan toe, in tegenstelling tot de meeste van haar mannelijke collega’s.

5. Nu is het maar een kleine stap van het stadhuis naar 't Mooswief. Dit standbeeldje staat op de hoek van de Markt, tegenover dat andere belangrijke standbeeld, van de wetenschapper Minckelers.

Op woensdag en vrijdag is er markt. Een typische verschijning op deze markten waren altijd de groentevrouwtjes, in het Maastrichts Mooswief geheten -- plattelandsvrouwen die hun unne, poor en moos (uien, prei en kool) in de stad kwamen verkopen en na de gedane arbeid hun koloniaalwaren kochten: koffie, thee, cacao. In 1953 werd het typische marktvrouwtje geëerd met een standbeeld van de Maastrichtse beeldhouwer Charles Vos, zijn laatste grote werk. De onthulling door prins carnaval Sjaak I heeft hij niet meer meegemaakt.

Sindsdien is ‘t Mooswief de patrones van het Maastrichtse Vastelaovend. Elk jaar legt de prins een krans van verse groente op haar schouders en een pop van ‘t Mooswief wordt elk jaar op carnavalszondag op het Vrijthof opgehangen en op carnavalsdinsdag weer omlaag gehaald, om het begin en het einde van het carnaval in Maastricht aan te duiden. Verder is ‘t Mooswief een graag gezien personage in het straatbeeld tijdens het vijfde seizoen: ze staat bekend als commentator op alles wat er in de stad gebeurt en als voornaamste criticaster van het stadhuis.

Voorbij ‘t Mooswief,  ziet u een doodlopend steegje naast café Het Haantje. Dit is de Heilige Geest, lange tijd het lokaal van vrijgevigheid in het Maastrichtse. De Sociëteit Momus had er gedurende de 19e eeuw een soepkeuken voor de armste inwoners van het Boschstraatkwartier. Maar de geschiedenis van de caritas gaat er al verder terug. Hier lag namelijk een kleine stadskapel (ook wel kerspel geheten) waar een beroemde Maastrichtse haar religieuze levenstocht begon. Wandel verder naar de volgende halte om meer over haar te leren.

6. Vanaf de Markt loopt u nu richting Grote Staat, bijvoorbeeld door de Spilstraat of Nieuwstraat. Sla aan het einde linksaf de Grote Staat in en bij het Dinghuis (VVV-kantoor) rechtsaf de Kleine Staat in. U loopt nu verder naar de hoek met de Kersenmarkt en blijft voor Au Mouton Blanc stilstaan. Hier stond vroeger een voornaam gildenhuis, met daarnaast het bescheiden geboortehuis van een Maastrichtse heldin.

Het huis waar u nu voor stilstaat, bestaat niet meer. In 1877 werd hier, naast het renaissancistische gildehuis, het kleine hoekpand afgebroken waar een meester-schoenmaker woonde en werkte. Zijn dochter, Elisabeth Strouven, begon haar jonge leven omgeven van schoenen die ze ook hielp verkopen. Dat zij later tot één van de bekendste figuren uit de Maastrichtse geschiedenis zou uitgroeien en als één van slechts vier Nederlandstalige vrouwen in de 17e eeuw een autobiografie naliet, had niemand kunnen raden.

Hoewel het huis niet meer bestaat, weten we dankzij de autobiografie van de vrome Elisabeth wel hoe het er hier in de 17e eeuw aan toe ging en hoe zij haar levensweg door het Spaanse Maastricht bewandelde. De ziekelijk aangelegde Strouven viel niet in de smaak van haar stiefmoeder, waardoor ze haar heil meer zocht bij haar medemens. Het overlijden van haar eigen moeder, in 1606, bracht haar een mededogen voor armen en zieken mee en haar vroomheid liet ze sterk gelden tijdens de goede schoolopleidingen die ze kreeg: op school leidde ze een religieus groepje, met wie ze haar ideeën verder ontwikkelde.

Dat het werk bij haar vader haar haar leven lang niet zou bekoren, wist Elisabeth al vroeg. Na ook in Luik geleerd te hebben tot ze een ambacht onder de knie had -- kantklossen --, trok Elisabeth op jonge leeftijd uit huis: ze zou zich voortaan gaan inzetten voor de hulpelozen en minderbedeelden. Zo woonde ze in bij een oude weduwe om haar te verzorgen in het huis In den Heijligen Gheest, in een zijstraatje van de Markt. Daar nam ze ook kansarme kinderen in huis om hen een gedegen opleiding te geven.

Elisabeths weg trok verder door Maastricht tot de Kommel, waar zij een eigen convent oprichtte. Daarover later meer.

7. Loop door de Wolfstraat naar het Onze-Lieve-Vrouweplein. Uw weg voert naar de bekende kapel van Sterre der Zee en de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek. Mariadevotie is al eeuwenlang een kenmerkend cultureel fenomeen in Maastricht.

In Maastricht wordt de Heilige Maagd Maria al eeuwenlang vereerd, veel langer dan er al de Sterre der Zee bestaat. De Onze-Lieve-Vrouwekerk, gebouwd in de nabijheid van een oud Romeinse heiligdom, is een belangrijk bedevaartsoord geweest en één van de kapittels in de stad, samen met die van Sint-Servaas, die leiding gaven aan het religieuze reilen en zeilen van Maastricht. Naast de Maria Maior aan het Onze-Lieve-Vrouweplein was er ook een Maria de Mindere-kapel, langs de Maas, en bezat ook de Sint-Servaaskerk een Middeleeuws Mariabeeld uit 1275, Sedes Sapientiae.

Het bekende beeld van Sterre der Zee stamt uit het 15e-eeuwse Duitsland, een typische Schöne Madonna met lieflijke uitstraling, gebogen vorm, afgebeeld als jonge moeder met het Kindje Jezus. De speelsheid van het Kindje is opvallend: oorspronkelijk hield het beeld in haar rechterhand een peer, waar het Kind ZIjn handje naar uitstrekte. Dat werd later te frivool gevonden en vervangen door een vaasje met zilveren lelie. Het beeld was een geschenk van de rijke landheer Nicolaus van Harlaer, raadsheer van de prinsbisschop van Luik.

In het begin van de 16e eeuw gebeurden er enkele wonderbaarlijke genezingen en gebedsverhoringen bij het beeld, waarmee de volksdevotie ontstond. TIjdens de Beeldenstorm werd het verbannen en heimelijk in veiligheid gebracht bij de molenaar aan de Looierspoort. De Spaanse inname van de stad betekent een opleving van de Mariaverering. Het beeld staat dan in Sint Pieter. In de 17e eeuw verhuist het beeld meerdere malen tussen de Maastrichtse kerken en kapellen, vooraleer het in 1804 op het Onze-Lieve-Vrouweplein uitkomt - maar wel in die andere kerk, de Sint-Nicolaas, die inmiddels niet meer staat. Pas in 1837 komt het beeld op de huidige plek terecht en ontstaat de tweede bloeitijd van de volksdevotie.

Het beeld werd in 1912 door de paus gekroond. Er werden populaire liederen over geschreven. Na de Tweede Wereldoorlog ging het beeld in bedetochten langs alle parochies in het bisdom Roermond. Hoewel er vanaf de jaren ‘60 geleidelijk een einde komt aan het Rijke Roomsche Leven, is de Mariadevotie onverminderd. Populair blijft het shopping and praying van de vele dagjesmensen die Maastricht aandoen voor de boetiekjes en om een kaarsje in de kapel te ontsteken.

8. Uw pad loopt naar het Villapark: loop vanaf het Onze-Lieve-Vrouweplein de Cortenstraat in en sla aan het einde daarvan linksaf de Sint Pieterstraat in. Volg deze helemaal tot u het bruggetje over de Jeker over kunt. U komt dan in het stadspark uit met aan uw rechterhand een volière. Loop rechtdoor de Lambertusstraat in en wandel deze af tot de grote weg, de Prins Bisschopsingel. Hier lag de rond point van de villabuurt, een prachtige fontein. De vier huizen die eromheen lagen, staan er nog steeds in een wat rare houding: ze kijken alle vier schuin naar de verkeersader. Hier woonde burgemeester Michiels, die een hart voor zijn stad had. Als Maastricht een nieuwe brug behoeft, voor het toegenomen autoverkeer, wordt zijn bravoure ter harte genomen: zijn belofte zijn voortuin voor die brug af te willen staan wordt waargemaakt en de Kennedybrug loopt daarom nu uit over die mooie, voormalige rond point. Het Villapark werd doormidden gekliefd voor de infrastructuur.

Het tijdschrift De Proletarische Vrouw schrijft in 1907: “De vrouw is in het algemeen nog niet zover, om naar een mannenvergadering te gaan, wel willen ze met vrouwen bijeenkomen. Door de vrouwenclubs wordt de vrouw ingeleid en opgeleid tot den strijd en zal zij leeren zich de gelijkwaardige van de man te voelen”. Een zo’n vrouwenclub is de Vrouwen-Propaganda-Club die in 1909 wordt opgericht, in Maastricht onder de wimpel van de Sociaal Democratische Arbeiderspartij (SDAP). De club bestond voor een groot deel uit arbeidersvrouwen uit de communes als het Boschstraatkwartier, de Cité Ouvrière of het Krejjedörp.

Ook het eerste vrouwelijke raadslid van Nederland, Anna Wynandts-Louis, begon haar politieke looppad in de Vrouwen-Propaganda-Club, die in eerste instantie vocht voor het vrouwenkiesrecht en daarna voor de verbetering van de positie van de vrouw. Gewapend met banieren en rode vlaggen, trokken de vrouwen door de straten van het gegoede Maastricht, zoals hier in het Villapark. Hun stoet liep langs de woning van de burgemeester Michiels (dat nog steeds uitkijkt op het voormalige rond point van het park, een fontein die rücksichtslos van de aardbodem verdween om plaats te maken voor de Kennedybrug).

Waar deze, met zijn wethouders, in de jaren ‘20 nog schamperde over de vrouwelijke raadsleden in zijn stadhuis en in de jaren ‘30 liever geen vrouw benoemde voor een ambtelijke functie als de conservatorspositie van het Natuurhistorisch Museum, werd hij in beide gevallen terecht gewezen door Anna Wynandts-Louis en later Wilhelmina van de Geijn, twee vrouwen, uit velen, die de weinige ruimte die zij kregen optimaal benutten om hun vermogen volledig tot uiting te laten komen. Bij Anna’s afscheid in 1949 is burgemeester Michiels in zijn optiek over vrouwen dan ook 180 graden gekeerd.

9. Loop terug door de Lambertusstraat en door het stadspark. U kunt een stukje langs de Jeker lopen: een houten bruggetje leidt u onder de vestingmuur door naar de Zwingelput. Aan het einde van dit straatje ligt het De Bosquetplein met het Natuurhistorisch Museum.

In het oude Grauwzusterklooster langs de Jeker werden eind 17e eeuw de pestslachtoffers verzorgd. Het gebouw is in de typische Maaslandse renaissancestijl met zijn speklagen en krulgevels. In de 19e eeuw verschoof de liefdadigheidsfunctie van het gebouwencomplex naar de verzorging van zwakzinnigen. Nog later werd het een weeshuis. Het in 1910 in Sittard opgerichte Natuurhistorische Genootschap besloot het gebouw in te richten om zijn collecties te tonen, waaronder de mossenverzameling van apotheker Franquinet en enkele krijtfossielen van paleontoloog De Bosquet. Het gebouw werd in 1920 door de architect Sprenger gerestaureerd en voorzien van een botanische tuin.

Als in 1937 de conservator Wilhelmina van de Geijn wordt aangesteld, zelf gepromoveerd in de paleontologie, krijgt het museum onder haar hoede een moderner gezicht. De tentoonstellingen, collecties en bibliotheek worden binnenshuis op de schop genomen. Buiten gaat zij aan de slag met Mien Ruys, de bekende tuinarchitect. De Twee Mienen, zoals ze eind jaren ‘40 werden genoemd, ontwerpen een landschapstuin uit het Krijt, waarbij niet alleen het historisch idee centraal stond maar ook helderheid en geometrie leidende principes bleken. Typerend voor de stijl van Ruys ligt het gazon met pergola en vijvertjes langs de Jeker. De twee verhoogde terrassen hebben muurtjes van lokale vuursteen. In het beplantingsschema nemen kalkminnende planten, zoals het zinkviooltje, daslook, gele anemoon, slangenkruid en lokaal voorkomende orchideeën, een belangrijke plaats in.

10. Loop door de Heksenstraat - vernoemd naar de daar ooit wonende familie Hex - om het Natuurhistorisch Museum heen. U heeft dan goed zicht op de landschapstuinen die door Mien Ruys zijn ontworpen. Volg de bocht tot u uitkomt bij een 17e-eeuws pand dat over de Jeker is gebouwd. Dit in Maastricht beroemde Huys op den Jeker was de oude ambtswoning van de conservator van het museum.

De eerste conservator van het Natuurhistorisch Museum, Jos. Cremers, woonde in dit opvallende bouwwerk en daarna zijn opvolgster, Wilhelmina van de Geijn. Van de Geijn promoveerde in de jaren ‘30 als een van de eerste vrouwen in Nederland in de natuurwetenschappen. Haar benoeming tot conservatrix was op voorspraak van Cremers en het Natuurhistorisch Genootschap, maar ging niet zonder slag of stoot. Het College van B&W hadden de van oorsprong religieuze invulling van de rol willen behouden. Van de Geijn was echter geen priester, en ook nog eens een vrouw!

Haar sollicitatieronde, die zij met Cremers heeft voorbereid en nadien in detail heeft gedocumenteerd, was daarom een harde lobby. Ze heeft bij alle raadsleden huisbezoeken gebracht en moeten praten als brugman om iedereen ervan te overtuigen dat zij, ‘een meisje’ zoals ze werd gevonden, geschikt was voor de positie. Wethouders en burgemeester, die een andere kandidaat op het oog hadden, schamperden. Dat het Natuurhistorisch Genootschap de benoeming van Van de Geijn doorzette, tegen de wil van de hogere heren in, was dan ook reden tot een breuk met de Gemeente.

Van de Geijns conservatorschap betekende echter een belangrijke vooruitgang voor het museum. Maar zoals het in die tijd nog wettelijk bepaald was dat een vrouw die in een publiek ambt werkte bij haar trouwen haar ontslag moest indienen, heeft ook Van de Geijn haar positie moeten opzetten na haar huwelijk met Toine Minis in 1948. Haar viel wel de bijzondere eer ten beurt in het huis te blijven wonen waar de museumconservator verbleef, het Huys op den Jeker. Het 17e-eeuwse huis in de Maaslandse renaissance met zijn typerende speklagen is gebouwd over de Jeker en is daardoor een bekende bezienswaardigheid. In de mergelstenen speklagen zijn bovendien fossiele resten te vinden die de bijzondere geschiedenis van prehistorisch Maastricht illustreren en die bijzonder geschikt waren voor een in de paleontologie geleerde bewoonster, die tot haar 99e levensjaar in het huis, met uitzicht op haar museum en haar tuinen, heeft geleefd.

11. Volg de Bonnefantenstraat tot aan de Ezelmarkt. De volgende tekst gaat over een aantal locaties en kunt u al wandelend lezen. U wandelt straks langs het Bonnefantenklooster op de Ezelmarkt; het Minderbroederklooster op de gelijknamige 'berg'; en daarna volgt u de Bouillonstraat tot het Oude Gouvernement (nu de Rechtenfaculteit van de Universiteit Maastricht). Hiertegenover loopt het straatje Sint Servaasklooster. Dit straatje volgt u tot u onder de bogen aan de westgevel van de Sint Servaas staat, voorbij het Henric van Veldekeplein.

Aan de Ezelmarkt ligt het Bonnefantenklooster, waar in de tweede helft van de 20e eeuw het Bonnenfantemuseum ook in heeft gezeten. Het klooster was thuis aan de Kanunnikessen van het Heilige Graf, ook wel de Sepulchrijnen genoemd. De zusters vervulden een maatschappelijke functie in dat ze lesgaven aan arme meisjes. Die werden in de volksmond, wegens hun voorbeeldige opvoeding, ook wel bons enfants genoemd, goede kinderen, dat verbastert naar Bonnefanten. De kloosterkerk, die het meest in het oog springt, is in Hollands classicisme opgetrokken in 1709 door stadsbouwmeester Gilles Doyen. In het fronton is in de Latijnse spreuk het jaartal en het belang van het gebouw te lezen: eer aan het graf van de Heer.

Al lopende naar de Sint-Servaasbasiliek, komt u langs het Tweede Minderbroederklooster en de het klooster van Zusters onder de Bogen. Een van de belangrijkste kloosterordes in Maastricht was die van de Franciscanen, die onder meer verantwoordelijk waren voor de grote mate van Mariadevotie in de stad. Hun glorietijd eindigde abrupt toen een Franciscaan, of Minderbroeder, pater Vink, betrokken raakte bij het beruchte Verraad van Maastricht in 1638: een complot van Maastrichtenaren om de Spanjaarden toegang te geven tot de stad. Vink, die biechtvader was van Elisabeth Strouven, werd met de andere samenzweerders publiek onthoofd, hun hoofden gespiest bovenop het rondeel dat nu uitkijkt op het stadspark en nog steeds De Vief Köp (De Vijf Hoofden) wordt genoemd. Als gevolg van die betrokkenheid, werden de Franciscanen uit de stad verbannen. Pas in 1673 keerden ze terug.

Loop nu door naar Sint-Servaasklooster.

Een derde kloosterorde die in Maastricht werd gesticht, door de Belgische zuster Elisabeth Gruyters in 1837, is die van de Liefdezusters van de Heilige Carolus Borromeus, beter bekend als de Zusters onder de Bogen, naar de grote bogen die de brug slaan tussen de Sint-Servaaskerk en het moederhuis van de orde. De doelstelling van de congregatie was onderwijs, net als de Calvariezusters van Elisabeth Strouven, en zorg voor wezen, zoals ook de Sepulchrijnen al deden. Wel nieuw was de ziekenverpleging, eerst met name het geestelijk heil van patiënten, daarna met gedegen verpleegstersopleidingen. Zo stamt bijvoorbeeld het OLVG-ziekenhuis in Amsterdam uit deze verpleegwens die de Zusters onder de Bogen koesterden. De reputatie van Zusters onder de Bogen als verpleegcongregatie was rijzende en vanuit die capaciteit werd ook missiewerk verricht in Indonesië en Afrika. De Orde bestaat nog steeds, maar is flink geslonken. Het moederhuis van de inmiddels wereldwijde congregatie staat nog steeds, onder de bogen, in Maastricht.

12. Voor de laatste halte op deze wandeling, loopt u naar De Kommel. Loop het straatje waar u nu staat af tot het Keizer Karelplein en sla linksaf, vervolgens opnieuw linksaf. Deze straat, De Kommel, volgt u voorbij het Kruisherenklooster/-hotel. U komt vanzelf in de Calvariestraat uit. Hier lag de convent die door Elisabeth Strouven werd gesticht. Het pand ligt iets voorbij de Abtstraat.

Toen Elisabeth Strouven zelfstandig ging wonen, trokken andere vrouwen al gauw bij haar in, ook haar zus Maria. De vrouwen verdienden geld met naaiwerk en begonnen een kostschool. Ze betrokken later een huis aan de Calvariestraat waar ze zieke vrouwen en pestslachtoffers verpleegden. Gewijd aan het lijden van Christus noemden zij hun gemeenschap Calvariënberg (Maastrichts: Klevarie). Strouven sloot zich niet bij bestaande ordes aan, omdat die niet toestonden dat ze aan liefdadigheid deed. Ze kreeg alleen steun van burgemeestersdochter Lijsbeth Dries. De erkenning van kloostergemeenschap kwam ook maar niet: pas vlak voor haar dood in 1661, werd Calvariëneberg tot kloosterorde verheven. Strouven overleed voor ze de gelofte kon afleggen.

De gemeenschap aan de huidige Calvariestraat, opgericht in 1628, had een financieel moeilijk begin, zonder enige steun. Daarbij verloor Strouven enkele van haar zusters aan de pest. Zelf werd zij ook ziek, maar genas ze telkens - hetgeen ze aan God te danken had. Dat haar biechtvader pater Vink in 1638 werd geëxecuteerd voor zijn rol bij het Verraad van Maastricht, was een klap voor haar gemoedsrust, maar sterkte haar in haar overtuiging anderen te helpen. Ze gaf kinderen les, verpleegde de zieken en verzorgde zelfs gewonde Spaanse soldaten. Haar orde werd bij haar leven nooit serieus genomen: erkenning bleef uit tot enkele maanden vóór haar door in 1661. Haar kloostergeloftes, de grootste wens van haar leven, heeft Strouven nooit kunnen afleggen.

Het klooster bleef tot eind 18e eeuw in die functie bestaan, waarna het een veelheid aan functies heeft gehad. Zo was het voor een groot deel van de 19e en 20e eeuw bijvoorbeeld het Ziekenhuis Calvariënberg en zat er een krankzinnigengesticht waar de Zusters onder de Bogen werkten - hun klooster bevondt zich even verderop, tegenover de Sint Servaasbasiliek. Het klooster kwam tot stand doordat Strouven slim vanuit het huis van de vader van een vriendin nabijgelegen panden kon opkomen om tot één groot complex te komen. Verdere uitbreidingen in de 19e eeuw, brachten het klooster tot zijn huidige vorm. Nadat het ziekenhuis naar Sint-Annadal verhuisde in 1950, werd het gebouw grotendeels verlaten. Psychiatrische patiënten bleven er wonen, waarna het een aantal tijdelijke functies bleef vervullen. Vandaag de dag staat het gebouw zonder bestemming.

Hier eindigt uw wandeling door Maastricht. De geschiedenis van deze stad is getekend door de vele vrouwen die zichtbaar, maar bovenal ook onzichtbaar invloed hebben gehad op het lot van hun tijdsgenoten en toekomstige generaties vrouwen in Maastricht. Door stil te staan bij hun levens en hun werk, leert u de stad op een andere manier bekijken.