De installatie in de Wiebengahal, met het kenmerkende halfronde betonnen schaaldak, besloeg de gehele bovenzaal van 800 m2. Het werk van Paul Devens bood de bezoeker een vervreemdende architectonische ervaring, waarbij geluid en licht een belangrijke rol speelden.
De architectuur – de moeder der kunsten – wordt op dit moment veelal vanuit een sociaal-maatschappelijk perspectief benaderd. Het project ‘Panels. An inquiry into the spatial, the sonic and the public’ heeft getracht dit perspectief te verruimen door aan te sluiten bij een vrijwel vergeten discussie, waarbij architectuur allereerst wordt opgevat als een formele en abstracte taal. Door opnieuw aandacht te vragen voor de abstracte kwaliteiten van de architectuur worden de overeenkomsten zichtbaar met disciplines als muziek en dans en ontstaat ruimte voor wisselwerking.
‘Panels. An inquiry into the spatial, the sonic and the public’ verwees naar eerdere experimenten als het Philipspaviljoen, waarvoor Le Corbusier heeft samengewerkt met architect/componist Iannis Xenakis en componist Edgar Varése. Dit paviljoen werd destijds omschreven als een totaalervaring met gebruikmaking van architectuur, beeld en geluid.
Op uitnodiging van NAiM/Bureau Europa heeft kunstenaar Paul Devens een installatie gerealiseerd in de bovenzaal met een totale oppervlakte van 800 m2.
Panels’ poogde de bezoeker een geïntensiveerde architectonische ervaring te bieden. De installatie bestond uit akoestische panelen die de contouren van het dakgewelf volgden en het zicht op het schaaldak grotendeels ontnamen. De panelen bewogen langs elkaar, waardoor steeds veranderende patronen ontstonden. Met behulp van luidsprekers, microfoons en een computer werd de ruimte getransformeerd tot een instrument, waardoor de ervaring van de Bogenzaal akoestisch en visueel voortdurend veranderde.
Fotografie: Johannes Schwartz
Grafisch ontwerp: Experimental Jetset